Wie net voor de eerste keer naar drukinkt geurende dozen vol zelf gepubliceerde tijdschriften opende, raakt vanzelf gecharmeerd door The French dispatch. Niet dat we Humbug willen vergelijken met het monument The New Yorker, het magazine waarop regisseur Wes Anderson zijn ode aan de journalistiek inspireerde – maar de liefde voor de geschreven pers, die delen we. En wees gerust, je hoeft geen perskaart te hebben om plezier te beleven aan Andersons laatste worp.
The French dispatch is een klassieke raamvertelling. Het redactiegebouw van het fictionele magazine uit de titel bevindt zich in het even fictieve Ennui-sur-Blasé in Frankrijk – de opnames gebeurden in Angoulême. Bill Murray is Arthur Howitzer, hoofdredacteur van het tijdschrift dat hij tijdens een vakantie stichtte als de zondagseditie van zijn vaders Amerikaanse krant, de Kansas Evening Sun. Omdat hij dat zo bepaalde in zijn testament betekent Howitzers dood vijftig jaar later ook het einde van het magazine.
Het afscheidsnummer vormt het kader voor de hoofdstukken in de film, vier visuele weergaves van geschreven artikels. In het eerste becommentarieert een fietsende Herbsaint Sazerac (Owen Wilson) het heden en verleden van Ennui. Deel twee is een artikel waarin kunsthistorica J.K.L. Berensen (Tilda Swinton) vertelt over de geïnterneerde moordenaar-kunstenaar Moses Rosenthaler (Benicio Del Toro). In deel drie onderzoekt Lucinda Krementz (Frances McDormand) de (on)mogelijkheid van journalistieke neutraliteit in een verslag van een studentenopstand (zoals die van mei 1968 in Parijs) met de zelfvoldane maar naïeve Zeffirelli (Timothée Chalamet) op de barricaden. In het laatste halfuur tenslotte, reciteert culinair journalist Roebuck Wright (Jeffrey Wright) tijdens een tv-interview zijn artikel over Nescaffier (Steve Park), chef-kok voor het plaatselijke politiekorps die verwikkeld raakt in een ontvoeringszaak.
'The French dispatch' voelt als een liefdevol lofdicht op een wereld vol gelijkgestemden.
Alle schrijvers zijn gebaseerd op levensechte New Yorker-auteurs, die ook bij naam genoemd worden in de credits. Zo zou Roebuck Wright een verzonnen versmelting zijn van James Baldwin en A.J. Liebling. Over Howitzers bonte verzameling journalisten zegt de vertelstem teder: ‘These were his people.’ En zo voelt het ook, als een liefdevol lofdicht op een wereld vol gelijkgestemden.
Waar is Willem?
Leest bovenstaande korte inhoud als een opsomming van steracteurs? Dat kan zo maar even, want in al Andersons films draven de grootste namen op, om soms maar één zin uit het scenario voor hun rekening te nemen. The French dispatch vormt zowaar een hoogtepunt in die traditie. In deze Waar is Wally? van Andersoniaanse geroutineerden en nieuwelingen verschilt een rol soms amper van een cameo. Van Anjelica Huston die de vertelstem op zich neemt, tot Willem Dafoe, Bob Calaban, Saoirse Ronan, Christoph Waltz, Cécile de France: elk gezicht op het scherm zorgt voor een aha-moment.
Dankzij die mozaïek van rollen, in combinatie met verwijzingen naar (Franse) cinema en bestaande personages, wordt Andersons laatste een ware rebus voor de filmliefhebber. De vraag is alleen of die wel even aantrekkelijk is voor wie níet in herkenning grinnikt om de knipogen naar Truffaut, Godard, Wilder of Tati.
No crying
Elk hoofdstuk uit The French dispatch heeft een eigen toonaard en sfeer, maar die smelt soms weg onder Andersons overweldigend herkenbare stijl. Van de dialoog tot de symmetrie in het decor, van de pastelkleuren tot de haarmode: elk glorieus detail past naadloos in Andersons wereld. Zo is dat in al zijn films, maar deze assemblage lijkt wel Wes in het kwadraat. Niet moeilijk dat The French dispatch al werd omschreven als een doorgeslagen vervolg op zijn eerdere werk. Maar evengoed als hoogtepunt.
Van de dialoog tot de symmetrie in het decor, van de pastelkleuren tot de haarmode: elk glorieus detail past naadloos in Andersons wereld.
De waarheid ligt waarschijnlijk ergens in het midden en hangt af van je eigen voorliefde voor zijn speelse en symmetrische wereldbeeld, en van je tolerantie voor zijn ritme. Want los van het uiterst gestileerde karakter van zijn shots, zijn het de tempowisselingen (in zowel dialogen, montage, aspect ratio van het beeld en kleurenswitches van kleur naar zwart-wit) die het soms moeilijk maken om je voluit in te leven in de personages. Ze zien er soms – nee, altijd – mooi uit, maar Andersons latere films hebben allemaal eenzelfde pijnpunt: het gebrek aan emotionele betrokkenheid dat ze oproepen. In The French dispatch huilen regelmatig personages een prachtige enkele traan, maar in de zaal houden we het opmerkelijk droog – en volgen we onbewust het adagium dat hoofdredacteur Bill Murray boven zijn deur heeft hangen: No crying.
Een kleine kanttekening: Jeffrey Wright is de enige centrale acteur die wél vanaf de eerste keer ontroering weet te creëren. Het is zijn eerste Wes Anderson-film, maar dat merk je niet. Zijn stokkend ritme en gereserveerde vertolking passen perfect in het universum van de regisseur, maar Wright strooit er een subtiel kwetsbaar sausje over dat raakt.
Kuifje in Wes-land
Toch is het moeilijk om Anderson die stilistische weelde kwalijk te nemen. Want die ‘volheid’ vormt net het grootste genot van zijn films. Het is gewoon soms te veel om allemaal in één keer te appreciëren, en The French dispatch vraagt daarom al tijdens de eerste visie om later nog eens bekeken te worden.
Vanaf het eerste gecentreerde shot (van drukpersen), zou The French dispatch eigenlijk een animatiefilm kunnen zijn. Een genre waarin de regisseur van ook Isle of dogs en The fantastic mr. Fox niet toevallig uitblinkt. Niet alleen de hilarische zwart-wit tableaux vivants maken dat nog eens duidelijk, maar in het laatste hoofdstuk koos Anderson er ook letterlijk voor om een actiescène te laten animeren. Voor die animatie dienden de Belgische stripreeksen Kuifje en Blake & Mortimer als inspiratie. Grootste verschil met die ‘klare lijn’-tekeningen, zijn hier de – opnieuw – gedetailleerde en levendige achtergronden.
Van verveling naar vrijheid
De voice-over vertelt ons in het begin van The French dispatch dat dankzij Howitzer mooie verhalen de grote plas overstaken: ‘from Ennui to Liberty’. Van verveling naar vrijheid, dus. Best markant, want voor sommigen is de stijl van Wes Anderson ondertussen afgezaagd en uitgespeeld. Terwijl hij met deze laatste film net aantoont dat een stilistisch kader geen beperking hoeft te zijn, maar in de juiste handen vooral een onbeperkte speelruimte creëert. Voor meer vrijheid, in plaats van minder. Want laat het duidelijk zijn, het is misschien nodig om The French dispatch opnieuw te bekijken om je er volop door te laten meeslepen. Maar dat is zeker geen opgave, integendeel. Ik kocht al een kaartje.
'The French dispatch' speelt momenteel in de meeste Belgische en Nederlandse bioscopen.
Genoten van dit artikel? Neem een jaarabonnement op Humbug en ontvang elk kwartaal een oogstrelend magazine in je bus. Zo maak je meteen ook onafhankelijke filmjournalistiek mogelijk.