Voor zijn docu All-in trok Volkan Üce naar een all inclusive hotel aan de Turkse Rivièra. Niet om er zatte toeristen te spotten, maar om er twee jonge hotelmedewerkers te volgen die vechten tegen gebroken dromen en first world problems. ‘Die resorts zijn onze individualistische wereld in het klein!’
Superleuk, maar voortaan zonder mij. Zo heet het essay dat David Foster Wallace een kwarteeuw geleden schreef over zijn luxecruise op de Caraïben. Een sprekende titel. Met scherpe en grappige observaties ontmaskerde de Amerikaanse schrijver toen het drijvende ontspanningsparadijs als een microkosmos die veel weg had van de kapitalistische en individualistische Westerse samenleving. In zijn nieuwe docu All-in doet Volkan Üce iets gelijkaardigs, alleen verruilt hij geestig geschrijf voor sprekende scènes en het schip voor een hotel aan de Rivièra.
Daar kijkt de Turks-Belgische cineast door de ogen van twee hotelmedewerkers naar het schouwspel van rijke toeristen, die naast zonnekloppen ook de grenzen van het fatsoen gulzig aftasten. Enerzijds tuurt Üce er via de optimistische en naïeve blik van Ismaël – een voormalige kapper die in de hotelkeuken begint – naar die bijzondere microkosmos, en anderzijds via de kritische en hyperbewuste Hakan – een jonge intellectueel die zwembadopzichter wordt maar zichzelf niet eens van de verdrinkingsdood zou redden. Hij lijkt wel de Turkse incarnatie van de auteur van Superleuk, maar voortaan zonder mij.
‘Documentaires zijn niet populair in Turkije. Ik kreeg soms te horen dat er geen wilde dieren in hun resort rondliepen. Ze dachten dat ik een National Geographic-docu wilde maken.’
‘Ik had vrij snel door dat ik me op Ismaël en Hakan moest focussen’, vertelt Üce over de twee seizoenskrachten die zichzelf stilaan ontdekken in deze in zon en pastelkleuren badende film. Verschillende keren reed hij de Turkse Rivièra af om bij de talrijke all-inclusive hotels aan te kloppen en hen te vragen of hij er een documentaire mocht draaien. Eigenlijk dezelfde tactiek als de duizenden jongeren uit het oosten van Turkije die jaarlijks met een horde nachtbussen naar de toeristische hotspot trekken om er van deur tot deur naar werk te vragen. ‘Documentaires zijn er niet populair. Ik kreeg soms te horen dat er geen wilde dieren in hun resort rondliepen, omdat ze dachten dat ik een National Geographic-docu wilde maken.’ (lacht)
All-in speelt zich natuurlijk wel af in een biotoop waar toeristen zich als primaten gedragen. Waar komt jouw bijzondere interesse voor all-in resorts vandaan?
Volkan Üce: Enerzijds komt dat door mijn lievelingsschrijver Michel Houellebecq. In Platforms schreef de Fransman al over zulke resorts en daaruit bleek dat je nergens zo dicht bij de hel komt als daar. Die microkosmos, die eigenlijk onze eigen individuele en kapitalistische wereld in het klein zijn, leek me daarom ideaal om de invloed van de omgeving op iemands persoonlijkheid te onderzoeken. Anderzijds kwam het ook door een neef van me. Vroeger vroeg hij me steeds hoe het was om in Europa te wonen. Hoe de winkels er waren en welke auto’s er rondreden. Omdat ik hem een tijdje niet gezien had, zocht ik ‘m op toen hij op zo’n resort werkte. Ik verwachtte opnieuw zo’n vragen, maar hij was niet meer nieuwsgierig. Hij was cynisch.
Waarom was hij cynisch geworden?
Üce: Hij was teleurgesteld in Europeanen. Door wat hij allemaal zag en meemaakte op zijn werk. Ik wilde daarom onderzoeken hoe je je onschuld op zo’n gelijkaardig resort kan verliezen. Om dat uit te vissen, had ik twee jongens nodig die anders evolueerden als hotelmedewerker. Iemand die eerder het clichébeeld volgt en Europeanen geweldig vindt, zoals mijn neef vroeger was, en iemand die teleurgesteld is, zoals mijn neef nu is. Het hotel waar ik mocht filmen had dat seizoen 350 nieuwe werkkrachten nodig. Tijdens de sollicitatiegesprekken die ik mocht filmen, vond ik Ismaël en Hakan.
‘Ik heb veel persona, maar anderen zien mij toch eerst en vooral als Turk. Dat is enorm beklemmend.’
Met wie van de twee identificeerde jij je het meeste?
Üce: Er schuilt zowel een Ismaël in mij, als een Hakan. De Ismaël in mij is heel dankbaar dat ik in Europa ben opgegroeid. Er is democratie, ik kan studeren wat ik wil. Maar de Hakan in mij is de laatste jaren wel enorm gegroeid. Ik heb veel persona, maar anderen zien mij toch eerst en vooral als Turk. Dat is enorm beklemmend. Ik heb heus wel meer te vertellen dan het feit dat Turkse thee zoet is. Bij Hakan is dat dominante persona ‘lifeguard’. Hij is een intellectueel en praat graag met anderen over literatuur, maar mensen komen enkel bij hem klagen over de glijbaan. De kwaliteit van zijn sociale interacties zijn zo beperkt dat het zijn levenskwaliteit aanzienlijk aantast.
Zelf vakantie nemen zit er voor hen ook niet in.
Üce: Nee, Ismael is intussen twee keer naar de zee geweest. En Hakan doet nu zijn legerdienst omdat hij te laat was om zich in te schrijven in de universiteit. (denkt na) Eigenlijk is deze film niet enkel een aanklacht tegen de individualistische en kapitalistische wereld, maar ook tegen het idee dat iedereen die hard werkt er wel komt. Dat is niet zo. Jongens als Hakan en Ismaël werken hard en hebben veel in hun mars, maar krijgen minder kansen. Ze hebben wel andere dingen aan hun hoofd dan de zaken waarmee Gert Verhulst zijn praatprogramma vult.
'Jongens als Hakan en Ismaël hebben wel andere dingen aan hun hoofd dan de zaken waarmee Gert Verhulst zijn praatprogramma vult.'
Toch schilder je hen niet als slachtoffers af.
Üce: Die jongens hebben het niet gemakkelijk, maar zij zijn niet zielig en zien zichzelf ook niet als slachtoffer. De film won onlangs de award voor beste documentaire tijdens het Antalya Golden Orange Film Festival. Dat vond ik bijzonder. Mijn moeder is Turks, mijn vader is Turks en ik ben zelf Turks. Toch is er vaak nog een colonial gaze aanwezig bij films die door Turken of Marokkanen met Europees geld wordt gemaakt. Doordat de film in Turkije goed onthaald is, weet ik dat het me gelukt is om weg te blijven van dat exotisme en dat victimizen.
Eigenlijk blijf je verrassend veel weg van de toeristen, die zich niet van hun beste kant tonen in zo’n resorts.
Üce: Het was mijn bedoeling om de westerse kijker – of juister: de rijke kijker, want ook rijke Turken kunnen zich schraal gedragen op zo’n plekken – een spiegel voor te houden. Ik heb al reacties van mensen gehad die zeiden dat ze zich betrapt voelden, maar op zo’n reizen hun afval altijd wel zelf in de vuilbakken doen. (lacht) Goed bezig, denken ze dan. Maar dat lost het probleem niet op.
Het echte issue zijn die jongeren die een onbeduidend deeltje worden van een gigantische ontspanningsmachine die aangezwengeld wordt door goedkope reizen. Ze zijn niet meer dan een tool van toeristen om hun eigen vakantie zo goed mogelijk in te richten. Er was eens een zatte toerist die eiste dat zijn badkuip met whisky gevuld moest worden, omdat hij ervoor betaald had. Tja. Jongeren raken zo gedesillusioneerd of raken bevangen in een droom die nooit realiteit kan worden.
Die scène zat niet in je film. Waarschijnlijk kan je met de niet-gebruikte beelden een heel andere film maken.
Üce: (lacht) Ik had een Ulrich Seidl-achtige film kunnen maken met al de grappige en schrale dingen die ik heb gezien. Dat wilde ik niet. De Paradise-films van Seidl waren natuurlijk wel een inspiratiebron voor mij, maar ik heb toch meer liefde voor mensen dan die Oostenrijkse cineast. Telkens ik in het hotel aankwam, dacht ik: waar zijn Hakan en Ismaël. Die zatte toeristen konden me eigenlijk gestolen worden.
All-in van Volkan Üce speelt nu in Sphinx (Gent), Cinema Zed (Leuven), Cinema Aventure (Brussel), Buda (Kortrijk) en De Cinema (Antwerpen). De film is ook thuis te bekijken via de nieuwe streamingdienst Picl.be, waarbij een deel van de opbrengsten naar je favoriete stadsbioscoop gaat.
Genoten van dit artikel? Neem een jaarabonnement op Humbug en ontvang elk kwartaal een oogstrelend magazine in je bus. Zo maak je meteen ook onafhankelijke filmjournalistiek mogelijk.