Een visuele kunstvorm heeft beeldende journalistiek nodig. Daarom spatten in elk Humbug-nummer de illustraties van het papier. Ook in het nieuwste issue over de eighties, met een cover en binnenwerk van Jeroen Los. ‘In mijn coverillustratie heb ik elementen van bekende blockbusters verwerkt, maar ik had vooral één specifieke referentie voor ogen: de Poolse filmposters uit de Sovjet-tijd.’
‘De kaskrakers van de jaren 1980 zeggen me eigenlijk heel weinig’, geeft de Antwerpse illustrator Jeroen Los toe als we hem polsen naar zijn relatie met het centrale thema van Humbug #7: de eighties. ‘Geef mij in plaats van Back to the future maar Down by law, Paris, Texas, Raising Arizona, Full metal jacket en de films van Woody Allen. Of Stop making sense van Jonathan Demme, de film over de Talking Heads die bewijst dat ook concertfilms geniaal kunnen zijn. Maar als illustrator is het wel erg fijn om met de beeldtaal van de jaren 1980 te spelen. De periode was uitbundig, kleurrijk en bizar.’
Daar kon de freelance illustrator van onder andere weekblad Humo dus wel iets mee. ‘Hoewel ik in mijn coverillustratie elementen van bekende blockbusters verwerkte, had ik achterliggend eigenlijk maar één referentie voor ogen: de Poolse filmposters uit de Sovjet-tijd.’ Voor de duidelijkheid: in het communistische Polen werden films verdeeld door een staatsbedrijf dat eigen ontwerpers in dienst had om de posters te ontwerpen voor de films die het uitbracht. ‘Dat staatsbedrijf was niet geïnteresseerd in hoe die posters eruit zagen, zolang ze maar gemaakt werden. Omdat de vrije kunst onder de communistische dictatuur werd gecensureerd, werden die posters een soort vrijplaats. Kunstenaars als Wiesław Wałkuski, Jakub Erol, Witold Dybowski en Andrzej Pągowski ontwierpen er de meest gestoorde en excentrieke filmposters.’
'Voor mij is een illustratie pas geslaagd als hij onmiddellijk leesbaar is, en toch gelaagd. Humor, compositie en culturele referenties horen er altijd bij.'
Maar een carrière als filmposterontwerper ambieert de dertiger niet meteen. ‘Ik maak liefst illustraties bij artikels’, zegt hij. ‘Mijn doel is: de lezer doen stoppen tijdens het bladeren. Voor mij is een illustratie dan ook pas geslaagd als hij onmiddellijk leesbaar is, en toch gelaagd. Humor, compositie en culturele referenties horen er dus altijd bij – al is het wel belangrijk om ze er op een geniepige manier in te verwerken, zoals bij mijn knipoog naar Poolse filmposters, anders leidt het te snel af.’
Zijn gouden regel om te achterhalen welke denkpistes hij moet volgen, en welke niet? ‘Ideeën waarvan je een frons op het voorhoofd krijgt, laat je vallen. Ideeën waarvan je een grijns om je mond krijgt, daar moet je op verder werken. Zo heb ik voor het binnenwerk Slimer uit Ghostbusters samen met Jean-Luc Godard afgebeeld: dat is dus zo’n grijns-om-de-mond-vondst.’ Ook voor zijn werkwijze houdt hij zich vast aan gewoonten. ‘Ik werk met pen en papier. Photoshop gebruik ik enkel voor de inkleuring. In de regel doe ik niets met dat programma wat ik met een lichtbak, verf, plakband, tijd en geduld kan doen.’
‘Ik geloof dat je als illustrator je referentiekader uit de brede beeldcultuur moet halen: van strips, televisie en beeldende kunst tot fotografie en natuurlijk film.’
‘Mijn stijl en manier van denken over beeld zijn bepaald door de Belgische en Franse striptraditie. De klare lijn van Hergé, Franquin en Edgar Pierre Jacobs zijn onvermijdelijk, maar ook de tekenaars die bij hen de mosterd haalden – zoals Yves Chaland, Serge Clerc en Joost Swarte – hebben mij beïnvloed. Ever Meulen verdient natuurlijk een speciale vermelding. Ik ben al zeer vroeg verliefd geworden op zijn tekeningen die ik in Humo zag. Die liefde is alleen blijven groeien. Stilistisch is hij onovertroffen. (denkt na) Naast de zuivere esthetiek van de Klare Lijn hou ik ook erg van tekenaars waarbij het allemaal wat groezeliger mag zijn. denk maar aan Roland Topor, Anton Kannemeyer, Kamagurka, Gummbah, Robert Crumb, Jean-Marc Reiser en Glenn Baxter.’
Dat zijn werk ook heel filmisch voelt, was hem nog niet meteen opgevallen. ‘Er zijn fantastische tekenaars zoals Hugo Pratt, Chris Ware of Daniel Clowes wier werk heel filmisch aanvoelt, maar bij mij voelt die relatie tussen film en illustratie minder uitgesproken. Ik weet niet goed hoe dat komt. Aan de andere kant: ik geloof dat je als illustrator je referentiekader uit de brede beeldcultuur moet halen: van strips, televisie en beeldende kunst tot fotografie en natuurlijk film.’
Ontdek hier meer over Jeroen Los. Andere illustratoren in Humbug #7 zijn Joep Brouwer, Studio Chapo, Lisa de Vriese, Studio Knets, Kaat Mondelaers, Ellen Vanhoutte en Jan Willemse.
Genoten van dit artikel? Neem een jaarabonnement op Humbug en ontvang elk kwartaal een oogstrelend magazine in je bus. Zo maak je meteen ook onafhankelijke filmjournalistiek mogelijk. Schrijf je hier in op onze wekelijkse nieuwsbrief.